NEV Nederlandse Evangelische Vereniging
Je bent hier:: Homepage » bestuur » van de Predikant

van de Predikant

Preek van 25 oktober 2020

Lieve mensen
Omdat onze dienst van 25 oktober helaas niet kon doorgaan, publiceer ik hier in briefcontact de preek die ik in deze dienst had zullen houden. Misschien kunt u hem in een persoonlijke meditatie lezen en daarna het antwoordlied zingen.

Het is een zorgelijke tijd. Maar ik wens u allen vertrouwen en hoop. Ook aan deze zorgelijke tijd komt een einde. En we zullen elkaar weer ontmoeten en met elkaar vieren.
Meldt u alstublieft als we u op de één of andere manier kunnen helpen.

David van Welden

Eerste Schriftlezing
Num. 15: 37-41

Tweede Schriftlezing
Mk 5: 25-34

Preek in de dienst van 25 oktober

Lieve gemeente
Het is vreemd voor ons om hier in deze kerk zo ver uit elkaar te zitten. Waarschijnlijk voelt u zich daar niet helemaal prettig bij. We houden nu al driekwart jaar afstand en toch went het niet echt. Juist als je met elkaar kerkdienst wil vieren, wil je niet zo ver uit elkaar zitten.

Wij willen met elkaar ook contact hebben in een kerkdienst: een hartelijke begroeting, een blik van verstandhouding, even oogcontact, een glimlach of een vluchtige aanraking.

Het is ons waarschijnlijk allemaal in de afgelopen maanden bewust geworden, dat er in ons leven een kostbaar evenwicht bestaat tussen nabijheid en afstand.
We hebben ze allebei hard nodig en we hebben ze op verschillende momenten nodig.

In de coronacrisis is dit evenwicht verstoord. Er is nu heel veel afstand in heel verschillende situaties in ons leven, er is teveel afstand.

Waarschijnlijk gebeurt het u ook nog, dat u bij de begroeting van goede vrienden soms nog even spontaan de hand uitsteekt, om die dan met schrik gauw weer in te trekken. De één heeft meer moeite met het afstand houden dan de ander. Sommige hebben eronder geleden, hun familieleden niet meer te kunnen zoenen, hun vriendinnen en vrienden niet meer te kunnen omarmen.

Elke spontane beweging en aanraking, die anders onlosmakelijk bij ontmoetingen hoort, wordt afgeremd. Sommigen maakten de vergelijking met melaatsen.
In de coronacrisis is ons bewust geworden, wat aanrakingen met ons doen, waarom we ze als mensen zo hard nodig hebben, als we ook innerlijk niet willen verschralen en verkillen.

Ook in onze schriftlezing van vandaag gaat het over een aanraking. Er wordt verteld over een onaanraakbare maar ook over een echte ontmoeting, die alles anders maakt.

In de grote menigte, die Jezus volgt, is ook een vrouw, die in die massa eigenlijk helemaal niet opvalt. Haar naam krijgen we niet te horen, ze wordt alleen maar benoemd met de ziekte, die haar leven beheerst - de vrouw die aan bloedvloeiingen lijdt.

Of zij een jonge vrouw is of juist ouder, of ze getrouwd is, misschien is geweest of alleen gebleven is, waar en waarvan ze leeft, het wordt allemaal niet verteld.
Het enige dat ons verteld wordt, is dat ze arm is en bloedt.
Niemand kent deze vrouw en niemand kent haar nood.

Maar ons wordt wel kortademig en met veel woorden uitgelegd, waarom deze vrouw arm is:
Ze was namelijk niet arm maar heeft haar hele vermogen voor alle behandelingen van haar kwaal uitgegeven en de behandelingen van vele dokters waren net zo erg als de ziekte zelf en het heeft allemaal niets gebaat, ze is nooit genezen, haar kwaal is zelfs erger geworden en nu is ze ook nog arm.

Je verbaast je als lezer als je merkt dat Markus hier in zijn evangelie, in het Grieks, hetzelfde bijzondere woord gebruikt, dat hij verder alleen maar voor het lijden van Jezus gebruikt: Het is een passie, een vreselijke lijdensgeschiedenis. En Markus heeft daar goede redenen voor, want het lijden van deze vrouw is immens.

Sinds 12 jaar lijdt zij aan bloedingen. Ze heeft alles geprobeerd, niets heeft geholpen. Wij mensen van de 21ste eeuw, die allemaal een beetje expert zijn in medische vraagstukken, denken misschien spontaan aan de concrete gevolgen: chronische bloedarmoede en dus chronische moeheid.
En deze vrouw is fysiek beslist ook zwak en uitgeput.
Maar haar nood is nog veel groter dan alleen maar haar lichamelijke kwaal.

Het bloeden maakt haar naar de voorschriften van de Thora ook onrein. En zij is niet alleen maar in cultische zin onrein, maar is dat ook nog tegenover alle andere mensen.
Wie door haar aangeraakt wordt, wordt ook met onreinheid aangestoken, want bloed maakt naar bijbelse opvatting onrein. En omdat ze altijd bloedt, is ze permanent onrein.
Dus wordt deze vrouw ook door iedereen gemeden.

Een mens strelen, zoenen, in de arm nemen, een man liefkozen – het is allemaal uitgesloten. En dus is het voor haar uitgesloten, ooit een keer zwanger te worden en kinderen te krijgen.

Haar bloed houdt haar zelfs bij de hemel weg: Ze is onrein, mag dus de tempel niet betreden, in de synagoge niet meebidden.
Wat moet deze vrouw verlangen naar aanraking, tederheid, menselijk contact!

En zoals talloze mensen in onze tijd lijdt zij in stilte. Ze spreekt niet, ze schreeuwt niet en zorgt ervoor, dat ze niet opvalt. Alles moet ze alleen verwerken. Haar lijden heeft haar murw gemaakt.
En toch moet ze, als ze hulp vinden wil, zelf de eerste stap zetten. Want niemand ziet haar, ziet hoe zij lijdt, niemand zal haar spontaan helpen.

Lieve gemeente
De dichter Rainer Maria Rilke heeft een keer uitgelegd, waarom hij in één van zijn gedichtencycli ook de ellendigen een stem heeft willen geven, de bedelaars, de weduwen, de blinden en de melaatsen.

In zijn uitleg zegt Rilke, dat de armen namelijk gedwongen zijn, zich bekend te geven. Hij zegt, ik geef u het eerst in het Duits:

«Die Reichen und Glücklichen haben gut schweigen, niemand will wissen was sie sind.
Aber die Dürftigen müssen sich zeigen, müssen sagen: Ich bin blind.

Oder: ich bin im Begriff es zu werden.
Oder: es geht mir nicht gut auf Erden.
Oder: ich habe ein krankes Kind
Oder: da bin ich zusammengefügt…
Und vielleicht, dass das gar nicht genügt.»

De rijken en de gelukkigen hebben goed zwijgen, want niemand wil weten wat ze zijn.
Maar de behoeftigen moeten zich laten zien, moeten zeggen: Ik ben blind.

Of ik ben bezig om het te worden.
Of: het gaat mij niet goed hier op aarde.
Of: ik heb een ziek kind.
Of: daar draag ik littekens
En misschien dat ook dat niet genoeg is.

De vrouw in het evangelie moet ervoor zorgen, dat ze gezien wordt, haar blijft niets anders over. En op dit moment in het verhaal wordt al een begin van het wonder zichtbaar: Deze vrouw is niet fatalistisch of verbitterd, ze kan nog altijd hopen, ze zoekt een uitweg.

In haar leeft nog een ongebroken verlangen naar bevrijding, naar echt leven. En haar verlangen maakt het mogelijk, dat zij Jezus dichterbij komt. Ze is vast besloten nu hulp te zoeken.
Maar ze durft Jezus niet aan te spreken, dat doen die andere mensen, die belangrijke en gewichtige mannen, “de oversten van de synagoge” staat in onze tekst.

Ze durft Jezus niet aan te spreken. Maar ze durft hem wel, even, terwijl hij haar niet ziet, heel vluchtig aan te raken.
Zo vluchtig als ze het doet, raakt ze waarschijnlijk juist de gedenkkwasten aan de rand van zijn kleren aan. Die gedenkkwasten, die elke joodse man, telkens als hij ze ziet, eraan herinneren, de armen en de zwakken toch niet te vergeten.

En ze spreekt zichzelf moed in: “Als ik maar even zijn kleren kan aanraken, zal ik gered zijn.”
Het is haar volkomen duidelijk: Niemand zal mij ooit nog aanraken, maar ik kan wél hem aanraken.

Terwijl hij zo voor haar uit loopt, raakt ze Jezus’ kleren van achteren aan. En meteen voelt ze in haar binnenste hoe de bloedstroom opdroogt en haar nieuw leven geschonken wordt.
Twaalf jaar heeft ze alleen maar gevoeld, hoe iets telkens weer wegvloeit en haar zwak maakt maar nu voelt ze hoe het in haar blijft en ze krachtiger wordt.

Fijngevoelig voelt Jezus deze ene aanraking tussen de andere aanrakingen in en wordt ten diepste bewogen.
Daar midden in die mensenmassa ontmoeten de vrouw en Jezus elkaar. Waar de vrouw jarenlang heeft gevoeld hoe de levenskracht uit haar wegstroomt, heeft nu Jezus dit gevoeld.
Hij is verbaasd en ontroerd tegelijk.
Er is iets met hem gebeurd, dat hij net zoals de vrouw nog moet leren begrijpen: Welke krachten hij in zich draagt.
“Wie heeft mijn kleren aangeraakt?” vraagt Jezus.

En voor Jezus zijn er verschillende mogelijkheden om te reageren. Hij had kunnen doen alsof hij niets gemerkt had en gewoon kunnen doorlopen. Hij had de vrouw kunnen berispen omdat ze hem onrein gemaakt heeft. Hij heeft nu de last en moet zich met een uitgebreid ritueel reinigen in de tempel.

Als predikant hou je even je hart vast en je denkt: had Jezus deze vrouw niet even terzijde kunnen nemen en haar daar, waar verder niemand het hoort, kunnen vragen, wat haar bewogen heeft.
Je wil andere mensen toch niet voor schut stellen.

Maar dat is nu net het punt, lieve gemeente. Jezus wil dit heel anders doen. Hij draait zich om, om te zien, wie hem heeft aangeraakt. Hij vraagt de vrouw, bij hem te komen.
Angstig en bevend komt ze en vertelt wat haar bewogen heeft. Het evangelie gebruikt de opmerkelijke woorden: “Zij vertelde hem de volle waarheid.”

Daar gaat het Jezus om. Daarom kan dit niet even in een stil hoekje besproken worden. De volle waarheid moet aan het licht komen. Voor Jezus is het lijden van deze vrouw namelijk niet een privé-lijden.

Haar levensverhaal is het levensverhaal van vele vrouwen, die in velerlei opzicht lijden onder een patriarchale orde, waar mannen het voor het zeggen hebben en bepalen wat onrein is en wat rein.
Dat moet aan het licht komen, dat gaat ons allen aan.
Het is onmenselijk als mensen in stilte, alleen moeten lijden.

Jezus heeft het met geen woord over onrein en rein, geen woord ook over de geboden en de voorschriften, hij rept zelfs met geen woord over God.
Nee, Jezus gebruikt het teerste woord, dat hem ter beschikking staat: “Dochter” noemt hij haar.
Met dit ene, intieme woord geeft Jezus deze vrouw haar volle waardigheid weer terug. Hij haalt haar in de kring van de mensen, van de menselijke gemeenschap en hij laat haar daaraan deelhebben. Met dit ene woord zegt hij tegen haar: Jij hoort bij ons, jij staat heel dicht bij ons, kom hier in ons midden.

En Jezus voegt er nog iets aan toe, hij zegt: Het is jouw innerlijke kracht, je vertrouwen, met een ouderwets woord je geloof, dat je gered heeft.

Lieve gemeente
Wij hebben in de coronacrisis in de media vele beelden gezien. Beelden, die ons lieten hopen, beelden die ons schokten of waar we ons over verbaasden.
Misschien kunt u zich ook aan beelden uit de stad Genève herinneren.

Duizenden mensen staan in een eindeloze rij, langer dan een kilometer. Zo ver staan ze te wachten, om in een hal een tas met basislevensmiddelen zoals pasta, rijst, een blikje tonijn en een fles olie te bemachtigen, die een hulporganisatie uit de stad daar uitdeelt.

Het is een bescheiden gift, de waarde van dit pakket bedraagt ongeveer twintig frank. Maar voor de mensen, die daar naar die hal gekomen zijn, betekent het zoveel, dat ze bereid zijn om daar uren voor in de rij te staan.

Daar in Genève worden ineens mensen zichtbaar, die meestal over het hoofd gezien worden. Ze worden maar zelden zichtbaar, want ze komen pas na de kantooruren, als andere vrij hebben, in de kantoren om te poetsen.

De was van de hotels sorteren ze in de kelder van het hotel. Eigenlijk is het werk dat deze mensen doen wel degelijk zichtbaar, de mooi opgemaakte bedden in de hotels bijvoorbeeld of de schone ruimte, die ze achterlaten, de vrolijke kinderen, waar zij een hele dag op passen.
Alleen zij zelf, de mensen, die deze arbeid verrichten en hun levensverhaal blijven meestal onzichtbaar en onbemerkt.
Hoe het hun gaat, of ze nog hoop hebben of juist vertwijfelen, of ze opgevreten worden door de heimwee of het de zorg om hun kinderen in een ver land is, die hen niet laat slapen, weet niemand.

Velen onder hen zijn sans-papiers en migranten. Ze verrichten een werk, dat maar weinig mensen willen doen, maar dat toch dringend moet gedaan worden.
Als ze niet meer nodig zijn, staan ze meteen op straat.

Lieve gemeente
Ik geloof dat wij allemaal wel de beroemde fresco’s van Michelangelo in de Sixtijnse kapel kennen.
Ze werden ontelbare keren gefotografeerd. Maar altijd is daar weer dat ontroerende beeld van God, die naar de mens zijn vinger uitstrekt. Het is een minimale beweging, alleen maar een vluchtige aanraking. Maar het is genoeg om in creatieve kracht uit dode materie een echte mens te maken.

Het zijn aanrakingen, die ons tot echte mensen hebben gemaakt en zullen blijven maken, lieve gemeente. Dat hebben we in deze crisis geleerd.
En we hopen van ganser harte dat we gauw weer een beetje spontaan anderen kunnen aanraken om te laten zien, dat we ze mogen of van ze houden.

Sinds maanden praten we over de crisis, die ons leven beheerst. Nu zit in dat Griekse woord crisis het werkwoord krinein, onderscheiden.
Een crisis is een tijd waarin je weer opnieuw moet onderscheiden. Moet onderscheiden tussen wat écht is en wat schone schijn. Tussen wat ons écht leven laat en wat we goed kunnen laten.

Een crisis is een tijd waarin we ook als gemeenschap opnieuw zoeken wat ons menselijk maakt en wat de moeite waard is om voor te leven. We krijgen de kans om ons leven met nieuwe ogen te zien en nieuwe prioriteiten te zetten.

De ontmoeting van Jezus met de aan bloedvloeiingen lijdende vrouw vertelt ons dit: Wij alle dragen in ons krachten, die wij kunnen delen, die andere mensen kunnen helpen.
Ook onder ons leven vele mensen, die in stilte lijden.
Soms, heel even, worden ze door hun eigen moed en onverwoestbare hoop overweldigd.
Ze stappen naar voren en hopen dat het een aanraking zal worden, die hun leven zal veranderen.

Ook wij kunnen net als Jezus mensen in onze gemeenschap halen, ze in de binnenste kring trekken en ze laten voelen: jij hoort bij ons. En we kunnen hen vragen, wat ze nodig hebben. En we kunnen hun laten merken, dat we hen waarderen.

We kunnen onze ogen openen en vol verwondering zien, dat ze naar ons toe komen in de hoop, dat één aanraking alles anders maakt.

Amen.

Antwoordlied Uit het oude liedboek
Lied 162: 1-5 “Omdat hij niet ver wou zijn”

Paaspreek 2020

Paaspreek 2020

Lieve gemeente

“Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt”: dit zinnetje heb ik in de afgelopen weken veel gehoord. Ook de ouderen onder ons zeggen, dat zij zich uit hun lange leven aan niets vergelijkbaars kunnen herinneren. Deze coronacrisis is zo anders dan alles wat ze hebben meegemaakt. En bijna elke dag moet je je op een nieuwe situatie instellen, aan nieuwe omgangsregels wennen, nieuwe jobstijdingen verwerken.

Natuurlijk beleeft ieder van ons deze crisis weer anders. Kinderen maken zich minder zorgen om hun gezondheid maar missen vooral hun vriendjes. Alleenstaande oudere mensen lijden onder de eenzaamheid. Wie van thuis uit werkt, is druk bezig om werk, huishouden en kinderen met elkaar te combineren.
Wie zijn baan is kwijtgeraakt, is nu koortsachtig op zoek naar werk.

Ook als we zelf niet tot de risicogroepen behoren, maken we ons wellicht zorgen over grootouders, vriendinnen of vrienden met een zwakke gezondheid.

Weer anders is het voor diegene, die zelf ziek geworden is en zich afvraagt of hij of zij het zal halen. Anderen onder ons moeten onder extreem moeilijke omstandigheden afscheid nemen van lieve mensen. Het is verschrikkelijk als je niet bij stervende mensen kan zijn, die je liefhebt.

Artsen en verplegend personeel staan ongelooflijk onder druk. Ook voor hen is deze situatie compleet nieuw, ook zij kunnen niet voorspellen, hoe deze crisis zich zal ontwikkelen.
Velen maken zich zorgen over hun werk. Zal mijn eenmansbedrijf overleven? Kan ik mijn baan behouden?

Maar hoe verschillend wij ook in deze crisis staan, hoe verschillend ook de last mag zijn, die we in deze tijd te dragen krijgen, zijn er toch ook gevoelens, die ons met elkaar verbinden.

Velen van ons vragen zich af hoe het verder gaat, wanneer er aan deze crisis een einde zal komen. Velen zijn ten diepste bezorgd en zijn bang voor wat komen kan.
En wij allen zoeken naar tekenen van hoop.

Ons leven speelt zich nu vooral binnen de eigen vier muren af. Velen voelen zich opgesloten, afgesneden van de wereld en dat maakt hun zorgen en hun angst nog groter.

Het lijkt mij, dat we juist nu de woorden van het paasverhaal nodig hebben. Het paasverhaal vertelt ons wat er gebeurt met de leerlingen en vrouwen, die Jezus waren gevolgd. Toen Jezus terechtgesteld werd, is hun wereld ingestort.

Met ontzetting hebben ze gezien, dat met één klap alles voorbij was. Alles waarin ze hadden geloofd, alles wat hun leven zin en inhoud had gegeven. Ze zijn het noorden kwijt, maar zijn ook bang voor wat er zou kunnen komen.

Johannes schrijft: “De leerlingen waren bij elkaar: ze hadden de deuren afgesloten omdat ze bang waren.”
Ook de leerlingen kunnen niet meer naar buiten, ze hebben zich in hun eigen woning teruggetrokken, ze zijn bang en voelen zich bedreigd. Ze vragen zich af, wat komen zal.

Je zou verwachten dat daarmee alles voorbij zou zijn geweest. En toch is het heel anders gelopen. Dit was het begin van een fulminante beweging.
En de evangelisten beschrijven wat de wending gebracht heeft.
De engel in het paasverhaal zegt tegen de vrouwen, die naar het graf komen: “Weest niet bevreesd.”

De vrouwen zijn ten diepste getroffen. Want dat zijn precies de woorden, die Jezus zelf herhaaldelijk heeft gebruikt. Telkens als hij zieken, blinden en lammen, mensen die elke hoop verloren hadden, toesprak, gebruikte Jezus precies deze woorden: “Wees niet bevreesd.”

Hij gebruikte deze woorden niet om de mensen te sussen. Jezus wist dat de mensen goede redenen hadden om bang te zijn.
Hun zorgen waren heel reëel.

Maar soms wordt angst tot een permanent gevoel, dat alles beheerst, dat de mensen niet meer helpt maar hen juist verlamt en hun leven tot stilstand brengt. En dat maakt alles nog veel erger. Dat verhindert dat ze de weg in het leven weer vinden.
Het valt op: Juist deze woorden staan helemaal aan het begin van het Lukasevangelie, het allereerste dat de engelen tegen de herders zeggen, is: “Weest niet bevreesd!”

En ze staan ook aan het slot, in de opstandingsverhalen.
Deze woorden omsluiten het verhaal van Jezus van Nazareth. Van Kerstmis tot Pasen moeten wij horen: “Wees niet bevreesd.“
En ook op alle dagen daar tussenin.

Jezus voelde zich volkomen geborgen in Gods liefde. Voor hem stond aan het begin van zijn bestaan God.
Jezus leefde in de zekerheid door God bevestigd en geliefd te worden en kon zich niet voorstellen, dat aan Gods liefde ooit een einde zou komen.

Als God bestaat, zo wist Jezus, dan wil Hij niet dat mensen verloren gaan. Als God liefheeft, is er niets, dat aan die liefde een einde kan maken, ook de dood niet. Sterker dan de liefde is de dood.

Uit deze onvoorwaardelijke liefde heeft Jezus geleefd. Deze liefde maakte het mogelijk, dat hij zijn eigen angst kon laten varen.
Deze liefde gaf hem de kracht op zijn beurt weer vele anderen mensen lief te hebben.

De vrouwen die naar het graf zijn gekomen hebben zichzelf en de leerlingen in die eerste dagen aan de woorden van Jezus herinnerd. Met elkaar hebben ze ontdekt dat de woorden van Jezus ook na zijn dood niets aan kracht hebben ingeboet, integendeel.

Ook zij kunnen op hun beurt hun angst laten varen en de mensen de goede boodschap brengen.

Hun nieuwgewonnen vertrouwen in God was geen wondermiddel, dat alles meteen anders maakte.
De vrouwen en de leerlingen hebben ongetwijfeld nog lang om Jezus gerouwd. Ze hebben geworsteld om Jezus’ woorden met hun eigen leven te vullen. Het viel waarschijnlijk niet altijd mee om met elkaar christelijke gemeente te zijn en de woorden van Jezus levend te houden.

Hun zorgen, pijn en verdriet waren niet verdwenen.
Pasen betekent niet, dat alle leed geleden, dat alle problemen verdwenen zouden zijn.
Maar op Pasen wordt de angst kleiner en de hoop weer groter.

Pasen vieren betekent voor ons vandaag telkens weer opnieuw naar tekenen van Opstanding te zoeken. Pasen vieren betekent te zien waar Pasen zichtbaar en ervaarbaar wordt.

Er waren in de afgelopen weken, zo lijkt mij, telkens en op vele plaatsen verbazingwekkende en hoopgevende vormen van solidariteit, van menselijkheid, van hoop te zien en te horen.

Zoveel mensen hebben mij verteld dat buren, soms buren waar ze nauwelijks contact mee hadden, spontaan hebben aangeboden om boodschappen of klussen te doen.
Honderden studenten hebben in Zürich spontaan aangeboden om in de ziekenhuizen als vrijwilligers te werken.

Mensen die vroeger een opleiding als verpleegkundige hebben gedaan hebben hun regionaal ziekenhuis opgebeld en gevraagd waar ze kunnen helpen.
We hebben gezien, hoe onbekenden in Italië met elkaar begonnen te zingen, om de angst en de zorgen een moment te vergeten.

Mensen zijn in deze dagen ongelooflijk creatief en vinden nieuwe wegen om toch contact te houden met elkaar.

Met verbazing merk je dat het gekrakeel van de politieke partijen ook eens kan ophouden. En je hoort politici of wetenschappers op televisie zeggen, dat de economie écht niet voorop staat.
«De mensen die sterven, kunnen we niet terughalen», zei Bill Gates in een interview. «Maar de economie kunnen we later altijd weer opbouwen.»
Wat een nieuwe geluiden, wat een nieuwe inzichten! Kiemt hier misschien ook een nieuwe vorm van met elkaar leven?

Wat waren uw paasmomenten in de afgelopen weken, lieve gemeente? Laten we er toch bewust naar zoeken! Laten we toch ontdekken waar in deze zorgelijke tijd nieuw leven ontluikt, waar mensen zich niet bij de dood neerleggen maar geloven dat de liefde sterker is dan de dood.

Ik wens u een gezegend paasfeest.

Amen.

(hier kunt u de preek ook downloaden [59 KB] )